Wie kerk zegt, zegt pastorie. Maar pastorie is de woning waar Ans Vermeijden (78) nu woont, aan de Graaf van Solmsweg in Engelen, al sinds 1965 niet meer. Omdat de armlastige Hervormde kerk het statige pand langs de Dieze niet meer kon betalen, werd het na de dood van dominee W. Melis verkocht. Met het huis kocht de familie Vermeijden ook de geschiedenis van de voormalige 'pastorije-huysinge', een kolfje naar de hand van Ans Vermeijden die jarenlang lid van de kerkenraad van het nabijgelegen protestantse kerkje was én vrijwilligster van het Stadsarchief in Den Bosch. BouwDe 'predikantenwoning, met de voorzijde georiënteerd op de rivier', dateert van 1678. Gebouwd op de puinhopen van een pand, dat daar eerder stond, maar in het rampjaar 1672 werd verwoest toen | 130 |
tijdens de Frans-Nederlandse Oorlog (1672-1679) vrijwel geheel Engelen werd platgebrand door de Staatse troepen. In hun strijd tegen de oprukkende Fransen wilden zij een vrij schootsveld hebben tussen de Schans van Engelen en Fort Crèvecoeur. Dit huis was van 1644. Ans Vermeijden: 'In 1641 is de kerk opgericht. Daarna was het zaak voor de dominee een hof te organiseren.' Gezien de grote tuin, zoals die er nu nog is, is het niet verwonderlijk dat in oude stukken van 'de hof' wordt gesproken. Het nog altijd imposante woonhuis dat in 1678 werd gebouwd, deels met stenen van het oude huis, is van de hand van meester-timmerman Hennen Pulsers uit Den Bosch. Het heeft een zadeldak, waarvan het riet pas vernieuwd is. Aangrenzend het voormalige, eveneens rietgedekte koetshuis, dat in de wandeling 'de boerderij' heet. Niet onbegrijpelijk gezien het aanzicht. Een dochter van Ans Vermeijden woont daar tegenwoordig. Overigens is 'nergens gebleken dat het koetshuis ooit als boerderij in gebruik is geweest'. Wel was deze aanbouw behalve koetshuis ook woonhuis van de koetsier. 'Die was trouwens niet alleen koetsier, hij was tevens koster van de kerk, klokkenluider, doodgraver en… onderwijzer. In later jaren woonde daar Truus Peulen die postkantoorhoudster was. Voordien zetelde daar de 'brievengaarder'. Volgens mij is dit het eerste postkantoor van Engelen geweest.' SchoutIn 1760 is de oude pastorie geheel vernieuwd onder het toeziend oog van de bekende Bossche meester-timmerman Willem Hubert. Het heeft overigens de nodige voeten in aarde gehad voor men op stevig aandringen van de toenmalige predikant, ds. Walraven, het huis op mocht knappen. Want daarvoor was toestemming vereist van de 'Staaten van Holland en West-Vriesland'.1 De toestemming voor ”t doen van eenige noodzakelijke Reparatiën en veranderingen aan de pastorije-huysinge binnen Engelen' - een eufemistische omschrijving voor wat volgens haar een grote verbouwing moet zijn geweest - is in 1759 verleend, achterhaalde Ans Vermeijden, die daarvoor naar Den Haag is gereisd om het zogeheten 'Resolutieboek van de Staten' te raadplegen.'Wat ik mooi vind is, dat deze woning in oude stukken 'pastorije-huysinge' heet. In documenten van latere datum wordt gesproken van het huis van de dominee. Dat is zo prozaïsch', mijmert Ans Ver-meijden, om ons vervolgens op nog een wetenswaardigheidje te trakteren: Ds. Walraven was tevens 'Schout van den Dorpe en Heerlijkheid Engelen'. Van die verbouwing van 1760 heeft de tegenwoor-dige bewoonster, die als scriba het kerkarchief uitvoerig heeft onderzocht, 'een hele beschrijving gevonden hoe het verbouwd moest worden. Leuk voor ons, maar wie heeft daar verder nog belangstelling voor!?' PlafondDe monumentale voordeur van Graaf van Solmsweg 65 is wat de bezoeker het eerst imponeert. Achter de diepblauwe voordeur de hal, met nog een mooie deur gescheiden van de gang die tot de achtergevel reikt. Voorzien van fraaie beige/grijze | 131 |
tegels, die met motieven in geel en rood fleurig aandoen. Ans Vermeijden vertelt: 'Dezelfde tegels hebben ook in de kerk gelegen. Ik vermoed dat ze dateren van een verbouwing van kerk en pastorie die blijkens oude rekeningen in 1891 heeft plaatsgevonden.' Ouder zijn de grijze plavuizen in de aangrenzende keuken, aan het eind van de gang rechts. 'Die zijn van 1760.' Links van de voordeur twee ramen (vroeger maar één), waarachter de woonkamer, 'het groot salet', plus achterkamer. Tussen deze kamers en suite dubbele openslaande deuren met een geprofileerde kroonlijst, 'waarschijnlijk ook uit 1760', evenals de vloerplanken. De voorkamer heeft een prachtig beschilderd stuc-plafond. Een verhaal apart: 'Omstreeks 1881 werd ds. Oudegeest beroepen naar een andere gemeente. Dat vond de kerkenraad niet leuk. Toen de dominee dan ook besloot het beroep niet aan te nemen liet de kerkenraad uit dankbaarheid de gang en de beide woonkamers plafonneren. In die tijd werd zo'n plafond in kleur aangebracht, met eigentijdse versieringen.' De kleur werd zachtgroen, omgeven door twee brede randen, telkens in een iets donkere tint groen. De buitenste rand werd opgefleurd met Jugendstilachtige motieven, de binnenste rand werd versierd met bloemetjes. Helaas werd het plafond in de loop der jaren meermalen overgeschilderd. Toen een van de zoons Vermeijden in 2004 de beide kamers een flinke opknapbeurt zou geven, kwamen resten van het oude stucplafond te voorschijn. De zoon maakte daar een sjabloon van, en mede aan de hand van adviezen van de BAM, de gemeentelijke dienst Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten, heeft hij de oude plafondschildering nauwgezet gereconstrueerd en in ere hersteld. Een enorme klus, waar hij enkele maanden zoet mee was. Klein saletTegenover de twee ramen ter linkerzijde van de blauwe voordeur bevindt zich aan de rechterkant maar één raam. Die is van de opkamer oftewel het 'klein salet', waaronder de kelder met bont gekleurde oude tegels, die ook uit 1760 zijn. 'In een van de oude stukken is sprake van een woonkamerkelder. We denken dat dit 'm moet zijn geweest, want achter een dichtgemetselde muur ontdekten we een trap, die naar een kelder onder de gang leidde. Dat moet de oorspronkelijke kelder van dit huis geweest zijn.' De vermeende 'woonkamerkelder' steekt ook ongeveer een halve meter boven de begane grond uit.In de opkamer werden vroeger de vergaderingen van de kerkenraad gehouden. 'Omdat tijdens die vergaderingen de kamer blauw van de rook stond, was boven de deur een klein ventilatierooster aangebracht. Toen dat kamertje eens een beetje opgeknapt moest worden, wilde de stukadoor het gat dichtmaken. Ik vond het echter veel te mooi, dus zei ik dat het moest blijven zitten. Het smeedijzeren roostertje, roomkleurig geverfd, is best nog decoratief ook.' BadfornuisTerug in de voorkamer wijst Ans Vermeijden op de ramen. 'Daar kom ik niet uit. Deskundigen zeggen dat ze van oorsprong nooit zo groot geweest kunnen zijn, maar ik heb ergens gevonden dat iemand met betrekking tot de ramen heeft gezegd: ik wil ze hebben als in de kerk van Vlijmen. En die gelijkenis bestaat. Maar als de deskundigen het zeggen, wie ben ik om te denken dat ik het beter weet.' Hoewel… 'Ik heb het allemaal wel opgezocht', volhardt Ans Vermeijden toch een beetje. Zij het niet zonder te relativeren: 'Maar er is zoveel dat ik nog moet uitzoeken.'Wat ze wel al heeft kunnen nagaan is dat de trap naar boven, nu tussen opkamer en keuken, ooit in | 132 |
de keuken heeft gezeten. Dat was een wenteltrap, waarvan de fraaie spijlen nu de balustrade vormen rond het trapgat op de eerste verdieping. Ook ontdekte ze dat achter de keuken nog een andere (bij)keuken heeft gezeten. 'Er moet nog iets als een fundering in de grond zitten, want bij regen kan het water daar niet weg. Die achterkeuken zal ooit verwijderd zijn.' Blijkens het archief moest indertijd 'de schoorsteen in de keuken doorgetrokken worden, zodat er een fornuis onder kon. Een badfornuis. Dat was zoals de naam al zegt een fornuis met een bad. Het was vroeger immers gebruikelijk dat men in de keuken in bad ging, al was in een doorsnee huis het bad niet meer dan een teil. Zo'n badfornuis was heel luxe voor die tijd.' In de keuken zou ook een bedstee hebben gezeten, maar 'het kan ook zoiets als een bierkast geweest zijn. De kast zit er nog, maar die is zo klein, dat ik denk dat het geen bedstee geweest kan zijn.' Kleine raampjesOp de bovenverdieping bevinden zich aan de voorkant drie slaapkamers op een rij, aan de buitenzijde herkenbaar aan de drie ramen. Achterin is een klein kamertje, dat in de familie Vermeijden het 'dienstbodekamertje' is gaan heten. Opmerkelijk zijn de vier kleine raampjes, in elk van de beide binnenwanden twee. 'Eerst fantaseerden we dat die ruitjes bedoeld waren om de dienstbode in de gaten te houden', maar naspeuringen leerden dat zich achter het 'dienstbodekamertje' nog een klein kamertje heeft bevonden. Die raampjes waren dus bedoeld om nog een sprankje licht in dat tweede kleine kamertje te laten doordringen. Het wandje tussen voorslaapkamer en het dienstbodekamertje is lang geleden weggehaald. In de open ruimte vind je nu een oude trap naar de zolderverdieping. Als de twee raampjes in de andere wand bedoeld waren om licht door te laten, zal dat ook het geval zijn geweest met de twee andere raampjes, waarvan er inmiddels één is dichtgemaakt. Het profiel is echter duidelijk te zien. Of de overloop veel baat bij deze 'licht-doorlaat' heeft gehad mag worden betwijfeld.Aan de andere zijde van de eerste verdieping zijn nog twee kamertjes, net groot genoeg overigens om er een badkamer en een douche van te maken. | 133 |
BewaarmensVoor wie mocht denken dat het allemaal wel erg groot is voor een vrouw alleen, heeft Ans Vermeijden haar antwoord klaar. 'Als je weet wat voor bewaarmens ik ben, dan heb ik veel ruimte nodig.' Het valt de bezoeker niet moeilijk vast te stellen dat er inderdaad van alles bewaard wordt.Ans Vermeijden voelt zich in dit huis dan ook als een vis in het water. 'Als ik alles zo op me in laat werken, dan denk ik dat dit huis en zijn hof, waarin nog een oude put - die is zeker nog van de eerste bouw - erg inspirerend moet zijn geweest voor zijn bewoners.' 'Als mijn man door onze tuin liep zei hij dikwijls: die dominees hebben hier toch wel prachtig gezeten. Trouwens, ik wil alle dominees die hier gewoond hebben nog eens op een rijtje zetten. Ik weet zeker dat je er heel wat uithaalt wat de moeite van het weten waard is.' In dit verband wijst ze er op dat het huis ook bewoners heeft gehad, die landelijke bekendheid hebben gekregen. Als eerste noemt ze Karel Sluyterman, een kunstenaar en ontwerper (o.a. van meubelen), die later hoogleraar in Delft is geworden. Om zijn prachtige muurschilderingen in het eerste station van Den Bosch staat hij te boek als 'de maker van de rijke decoratie van de vestibule'. Na enig nadenken vallen er nog wat namen, zoals die van Tak van Poortvliet, die Kamerlid is geworden, en de schrijver Johannes Hoek, die een zoon was van ds. Hoek. Huis en hof zijn even inspirerend voor Ans Vermeijden: 'Ik heb nog veel om uit te zoeken.' | 134 |
Noten | |
1. | Engelen lag niet in Brabant. Het behoorde, net als veel meer dorpen en de stad Heusden die nu in het noorden van de provincie liggen, tot het gewest Holland. Zoals veel gewesten zag Brabant er uit als een lappendeken.Bokhoven bijvoorbeeld hoorde tot het bezit van de prins-bisschop van Luik. |
BeschrijvingAlgemeen:Dit vrijstaande pand op rechthoekig grondplan is gelegen aan de westzijde van de Graaf van Solmsweg. Het pand, dat eertijds in gebruik was als domineeswoning (XVII tot circa 1960), omvat vier niveau’s te weten: kelder, begane grond, eerste verdieping en zolderniveau onder een rieten zadeldak dat met de nok evenwijdig aan de straat georiënteerd is. Tegen de rechterzijgevel bevindt zich een tuinmuur met ezelsrug en uitgemetselde bloktand. Het pand heeft een lange bouwgeschiedenis die teruggaat tot in de zestiende- of zeventiende eeuw. In de eerste fase wordt een eenlaags pand gebouwd. In fase twee, naar verluidt in 1760, vindt er een vergroting van het pand plaats: de zijgevels worden opgehoogd en de voorgevel vernieuwd. In de negentiende eeuw, vermoedelijk rond 1880 vindt er een vernieuwing van de vensteropeningen plaats. In deze periode wordt er in het interieur nieuwe stucplafonds aangebracht.Voorgevel:De voorgevel is tijdens de hier boven reeds genoemde verbouwing van 1760 tot stand gekomen. Sindsdien is de grotendeels in kruisverband gemetselde gevel aan een aantal verandering onderhevig geweest. De meeste gevelopeningen zijn gewijzigd en er is een grote diversiteit aan hoekoplossingen aanwezig. De oorspronkelijke achttiende-eeuwse vensteropeningen zijn voorzien van een halfsteens onderdorpel, afgedekt met een laag strekken met aan de bovenzijde een halfsteen rollaag. Deze constructie is zichtbaar bij de kelderlichten rechts in de gevel. De zware kozijnen van de keldervensters zijn voorzien van diefijzers en een draairaam. De vensteropening van de opkamer is ook oorspronkelijk. In de negentiende eeuw is het kozijn vernieuwd waarbij de laag strekken van de onderdorpel vervangen is door een hardstenen onderdorpel. Tijdens deze vernieuwingsfase is de linkerdagkant van de vensteropening hersteld. Ongeveer in het midden van de gevel bevindt zich een zwaar kwartrond geprofileerd deurkozijn onder een aan de onderzijde getoogde, anderhalfsteens strekse boog. Het kozijn op twee hardstenen neuten is voorzien van een neo-classicistische voordeur en een eenvoudig bovenlicht. Het kalf is geprofileerd met een eierlijst. De rechterdagkant is mogelijk oorspronkelijk, de linkerdagkant is grotendeels vernieuwd. De entree wordt geaccentueerd door een natuurstenen trap van twee treden. Ter linkerzijde van de voordeur bevinden zich twee vensters. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde afgesloten met een rollaag en aan de onderzijde voorzien van een hardstenen onderdorpel. Het is mogelijk dat de rollagen aan de bovenzijde deel uitmaakten van een oorspronkelijke | 1 |
vensteropeningen. Deze zijn dan wel in de negentiende eeuw vergroot: een aantal dagkanten is afgehakt. Dit geldt ook voor de drie gevelopeningen op eerste verdiepingsniveau. Alle vensters hebben een tweeruits schuivend onderraam en kleppend bovenlicht en zijn dus vernieuwd. Dit geldt mogelijke ook voor de rollagen boven de vensters. De goot die de gevel van oorsprong afsloot is verdwenen, onder het overstek resteren nog enkele gootbeugels. Linkerzijgevel:In de linkerzijgevel is het muurwerk van de zestiende- of zeventiende-eeuwse eenlaags bebouwing bewaard gebleven. Vlechtingen markeren de oorspronkelijke daklijn. In vermoedelijk 1760 is de gevel opgehoogd gelijktijdig met de vernieuwing van de voorgevel. Dit verklaart waarom de voorgevel onder eerste verdiepingsniveau door middel van een staande tandconstructie verbonden is met de zijgevel en boven dit niveau in verband gemetseld is. De nieuwe daklijn is net als de oude daklijn voorzien van vlechtingen. De gevel is ter linkerzijde niet of nauwelijks opgehoogd. De bestaande daklijn is wel aangepast. Een gevolg van deze ingreep is dat de nok van het dak naar voren geschoven is. In de gevel zijn twee gevelopeningen aangebracht. Het T-venster met schuivend onderraam op eerste verdiepingsniveau heeft een hardstenen onderdorpel en aan de bovenzijde een halfsteens rollaag. De gevelopening is aangebracht tijdens de ophoging van de gevel in de achttiende eeuw. Het vierruits venster op zolderniveau is waarschijnlijk gelijktijdig (maar mogelijk ook pas later) in het bestaande metselwerk aangebracht; een ontlastingsconstructie ontbreekt. In de gevel is een groot aantal gevelankers aanwezig, waarvan enkele sierankers.Rechterzijgevel:De opbouw van de rechterzijgevel komt in grote lijnen overeen met de linkerzijgevel. Ook hier is de oudste zestiende- of zeventiende-eeuwse zijgevel in de tweede bouwfase (1760) opgehoogd. In het oude muurwerk zijn nog enkele restanten van dichtgemetselde gevelopeningen te zien. Net als in de linkerzijgevel is ten tijde van de verbouwing op eerste-verdiepingsniveau een gevelopening onder halfsteens rollaag aangebracht. Het T-venster met schuivend onder- en kleppend bovenraam is vernieuwd (XX). Op hetzelfde niveau bevindt zich een kleine gevelopening met daarin een vernieuwd tweeruits venster. De gevelopening op zolderniveau is mogelijk ook in bouwfase 2 aangebracht, het vierruits venster is recent vernieuwd.Achtergevel:De zestiende- of zeventiende-eeuwse achtergevel is beduidend minder hoog dan de voorgevel.De achtergevel heeft vijf gevelopeningen die alle aan de bovenzijde zijn voorzien van een halfsteens rollaag. De vensteropeningen hebben aan de onderzijde een halfsteens rollaag met daarop een vernieuwde hardstenen onderdorpel. Twee van de gevelopeningen gaan (deels) schuil ach- | 2 |
ter een in IJsselstenen gemetselde, lage aanbouw onder een plat dak. De rechteropening bevat een kozijn met de achterdeur. Het bovenlicht van dit kozijn steekt boven de aanbouw uit. Het muurwerk links van het bovenlicht is verstoord. In de gevelopening, die voorzien is van een halfsteens rollaag, bevindt zich een tweeruits venster. De overige gevelopeningen zijn gevuld met een venster voorzien van vierruits schuivend onderraam en tweeruits bovenlicht. Het venster uiterst links in de gevel is authentiek en voorzien van een wisseldorpelklosje. De overige twee vensters zijn in de twintigste eeuw, op basis van schuifvensters vernieuwd. In de gevel is een aantal eenvoudige ankers aanwezig. Het rieten dakschild is geleed met twee twintigste-eeuwse dakkapellen met rieten dak en drieruits venster.Interieur:Het pand heeft een karakteristieke indeling waarbij de brede gang in het midden met aan de linkerzijde de voor- en de achterkamer en aan de rechterzijde de opkamer (met daaronder een kelder) en een keuken. In de gang is een laat negentiende-eeuwse pui met glas-in-loodramen geplaatst waardoor een tochtportaal is ontstaan. In dezelfde tijd is de gang voorzien van een fraaie tegelvloer, nieuwe stucwerk plafonds en enkele stucwerk ornamenten. Aan de linkerzijde van de gang bevinden zich twee deuren die de voor- en achterkamer ontsluiten. Beide kamers zijn voorzien van een stucwerk plafond met een middenornament uit omstreeks 1880 en gescheiden door een muur met daarin een dubbele schuifdeur die vermoedelijk eveneens in 1880 is aangebracht. Aan het einde van de gang bevindt zich de achterdeur met bovenlicht en rechts daarnaast een deur die behoort bij het toilet. Deze twee deuren gaan in de achtergevel schuil achter de eenlaags uitbouw onder plat dak. Aan de rechterzijde van de gang bevinden zich drie gekoppelde deuren. De rechterdeur ontsluit de kelder, de middelste deur geeft toegang tot de opkamer en de linkerdeur behoort bij de keuken. De keuken heeft een enkelvoudige kwartrond geprofileerde balklaag uit de zeventiende of achttiende eeuw. In de keuken is een fraaie tegelvloer (een diagonaal patroon in zwarte en witte tegels), een hamkast en een schouw met daarnaast een bedstede aanwezig. De bedstede is voorzien van lijstwerk met Louis XIV stijlkenmerken. De kelder onder een enkelvoudige balklaag is vermoedelijk in 1760 tot stand gekomen. Vanuit deze kelder is een tweede kelder die zich dieper en precies onder de gang bevindt, toegankelijk. Deze smalle kelder stamt vermoedelijk uit de eerste bouwfase en heeft een gemetseld troggewelf. De kelder is (vermoedelijk) halverwege dichtgezet.Redengevende omschrijvingHet pand heeft monumentale waarde vanwege de gevels, de bouwmassa en de situering. De balklagen, de kapconstructie, de kelders en de indeling van het pand hebben bouwhistorische grote betekenis. De aanwezige interieurelementen en afwerkingen hebben kunsthistorische waarde. Het pand heeft historische waarde en is representatief voor de bebouwing in Engelen. Tevens is het pand van sociaal-economische betekenis als domineeswoning (tot circa 1960). | 3 |
Van Johannes Broeckhuijsen (1641) tot en met W. Melis (1963) woonden maar liefst 34 dominees in het huis aan de Graaf van Solmsweg 65. "De mooiste plek van Engelen, met uitzicht over de polder en de Dieze. Dit kan niet anders dan heel inspirerend zijn geweest om preken voor te bereiden", denkt bewoonster mevrouw Ans Vermeijden-van Spronsen. De Engelense pastorie is in 1678 opgebouwd uit de puinhopen van 1672. In dat rampjaar stonden Fransen troepen voor de deur. Staatse soldaten staken zo goed als geheel Engelen in brand om een vrij schootsveld te krijgen tussen de Schans van Engelen en het Fort Crèvecoeur. Ans Vermeijden (1933) zit als onderzoekster van het archief van de kerkenraad en vrijwillig medewerkster van het stadsarchief in Den Bosch bij wijze van spreken met haar neus bovenop de geschiedenis van haar eigen huis. "Engelen werd bestuurd vanuit Holland, en was overwegend protestant, denk ik. De laatste pastoor was in 1610 overleden. In 1797 zouden er pas weer pastoors komen. Vanaf 1641 had Engelen een eigen predikant, en die kreeg in 1644 van het dorpsbestuur een woning op de plek waar we nu zitten." Enkele grote grenen binnendeuren, van heel brede maar verre van rechte planken, zitten vermoedelijk al sinds 1678 in het huis. Van het oorspronkelijke huis is misschien ook wel het keldertje dat de familie Vermeijden ooit ontdekte, en vervolgens meteen in gebruik heeft genomen. "In de kelder die we al hadden bleek een dichtgetegeld gat naar een diepere kelder te zitten. Ik weet niet waarom die ooit is dichtgemaakt. Hij is wel vochtig, maar ik heb er nooit water in gezien. Toen we ermee bezig waren, riepen de kinderen: 'Nou vinden we hier straks zeker een dooie dominee!'" De dominee die, op de huidige bewoonster na, nog de meeste energie in het huis heeft gestoken, was ongetwijfeld G. Walraven. Hij was in Engelen predikant van 1736 tot 1766. Ans Vermeijden: "Het huis was in die tijd heel erg vervallen. Dominee Walraven, die trouwens ook nog schout en kerkmeester was in Engelen, wilde een nieuw huis, maar het dorp kon dat eigenlijk niet betalen. In het archief zit nog een hele briefwisseling over de toestand van het huis, en de uiteindelijke verbouwing. Hij bleef maar lamenteren dat het huis zo slecht was, en dat de meubels en boeken daar onder leden." Het dorpsbestuur heeft de Staten van Holland en West-Friesland om toestemming moeten vragen, vond mevrouw Vermeijden in het archief van de kerkenraad terug. "Ze zetten alles op zijn kop om het huis maar te kunnen renoveren. Uiteindelijk heeft dominee Walraven het voor elkaar gekregen. In 1759 kwam bericht van de Staten in Den Haag dat ze de verpondingen van de landerijen, een grond- | 167 |
belasting, voor dit doel mochten gebruiken. Wel moest het geld in 20 jaar worden terugbetaald." De architect die in 1760 het bestek maakte was Willem Hubert. "Die naam kom je ook tegen als architect van het huis De Wereld in de Peperstraat in Den Bosch. Dat vind ik nou leuk!" Het huis heeft toen waarschijnlijk een hele gedaanteverwisseling ondergaan. In elk geval is er een geheel nieuwe voorgevel tegen de oude aan gezet, en werd het pannendak vervangen door een dak van riet. De hoge openslaande tussendeuren met geprofileerde architraven in de toog in de woonkamer, het `groot salet', zijn waarschijnlijk ook uit 1760. "Toen wij hier kwamen, lagen ze in het koetshuis als zolderplanken. We wisten eerst niet dat het de deuren van de woonkamer waren. Uiteindelijk hebben we ze terug gehangen." Oud materiaal"Wat ook zo leuk is: steeds kom je tegen dat bij verbouwingen gebruik wordt gemaakt van materiaal van het bestaande huis. In 1678 werden stenen van het afgebrande huis opnieuw gebruikt. En in 1760 hergebruikten ze ook weer oud materiaal, staat in het bestek. De deur achter is vermoedelijk de oorspronkelijke voordeur. En het keukenraam heeft ook eerst vóór gezeten. Van de binnendeuren heb ik altijd gedacht dat die van 1760 waren. Tot ik in de stukken tegenkwam, dat ze dat jaar enkele deuren hebben bij gemaakt. Ik denk dus dat de meeste van 1678 zijn. Ik ontdekte bovendien dat ze in 1760 opdracht gaven de zolder te beplanken met wat ze aan hout over hadden van het oude huis." Over hout gesproken, overal in huis liggen in de vloer meer dan 25 centimeter brede grenen planken. "In het stadhuis van Den Bosch zijn ze ook zo breed. Telkens als ik in het stadhuis kom, loop ik te denken: Jullie hebben dezelfde planken als ik."OnderkomenDe laatste dominee die het huis bewoonde, W. Melis, stierf in 1963. De kerkenraad zette het pand te koop, inclusief de naastgelegen boerderij en een diepe en prachtige tuin aan de achterzijde, die in oude stukken steeds `de hof wordt genoemd en uitziet op het in oorsprong middeleeuwse kerkje. Maar er was weinig belangstelling voor. "Ze konden het niet kwijt. Niemand durfde het aan. Maar mijn man was meteen gek van het huis, ook al was het helemaal onderkomen. Nu zeggen mensen als ze een huis kopen: hup, een nieuwe keuken erin en een nieuwe badkamer. Maar wij waren al blij dat we voorzetramen konden plaatsen om de stookkosten te drukken. Successievelijk hebben we het hele huis opgeknapt. Maar aan structuur en indeling hebben we nooit iets willen veranderen. Alle plafonds hebben we zoveel mogelijk in oude staat teruggebracht. Alle muren waren betengeld en met behang bekleed. Dat hebben we allemaal weggehaald. Kamer voor kamer hebben we het huis eigenlijk uitgekleed en opnieuw aangekleed. Een gigantisch werk. In de studeerkamer heb ik een paar jaar geleden een houten schouw terug laten brengen, die verdwenen was, en waarvan ik in het Stadsarchief de ontwerptekening uit 1870 vond. We hebben vele malen meer geld gestoken in het opknappen dan in de aankoop. En nu woon ik in een prachtig huis!" | 169 |
2005 |
Voormalige predikantenwoning. De predikantenwoning (als zodanig op deze plaats in gebruik sinds 1644) is met de voorzijde georiënteerd op de rivier. De ommuurde tuin grenst aan kerkhof en Nederlands Hervormde Kerk. De oudste kern van het huis dateert hoogstwaarschijnlijk uit 1678, toen het pand werd herbouwd na de verwoestingen door het Franse leger in het rampjaar 1672. Na jaren van achterstallig onderhoud werd het pand in 1760 ingrijpend vernieuwd. Dit gebeurde op verzoek van predikant G. Walraven. Het ontwerp voor de verbouwing werd getekend door W. Hubert, meester-timmerman in 's-Hertogenbosch. Hij was een fervent republikein die ook het herenhuis Peperstraat 15, drukkerij De Vijf Vocalen (Markt 13, nu Café De Blauwe Druif) en zijn woonhuis in de Hinthamerstraat (57) heeft ontworpen. Het pand heeft een met riet gedekt zadeldak, evenwijdig aan de straat. Aan voorzijde is het pand tweelaags, aan de achterzijde éénlaags. Het fraaie interieur is met zorg geconserveerd en gerestaureerd, zoals het beschilderde stucplafond in de woonkamer.
Gemeente 's-Hertogenbosch 2005
|
|
2010 |
Voormalige predikantenwoningGraaf van Solmsweg 65, EngelenDe oudste kern van het huis dateert hoogstwaarschijnlijk uit 1678, toen het pand werd herbouwd na de verwoestingen door het Franse leger in het rampjaar 1672. In 1760 werd het ingrijpend vernieuwd. De woning heeft een met riet gedekt zadeldak en is aan de voorzijde tweelaags, aan de achterzijde eenlaags. De verhoging van de kap aan de voorzijde dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van de 19e eeuw. De fraaie voordeur en de T-ramen in de bakstenen voorgevel stammen uit de vroege 20e eeuw. Het stucplafond binnen is 19e-eeuws. De twee kelders hebben een tongewelf en een houten balklaag, de verdiepings- en zoldervloeren hebben een enkelvoudige balklaag, die evenals de kapconstructie dateert uit 1760. In het pand bevinden zich nog 17e- en/of 18e-eeuwse paneeldeuren. De dorpswoning links van het pand is waarschijnlijk eind 18e- of vroeg 19e-eeuws.
Magazine Open Monumentendag (2010) 52
|
1943 | B.C. Bremer (leerling verpleegster) |